Basisprincipes in de praktijk
Hoe zet je die basisprincipes of ‘drie pijlers’ van kwaliteitsvolle herinneringseducatie om in de lespraktijk? Elke pijler is belangrijk en moet zeker aan bod komen, maar de concrete uitwerking zal sterk afhangen van de context waarin je lesgeeft en de specifieke noden of vragen van jouw doelgroep. Het Bijzonder Comité voor Herinneringseducatie stelt daarom twee modellen voor: een lineair en een circulair model. Op deze pagina leggen we beide modellen uit, telkens geïllustreerd met een inspirerend praktijkvoorbeeld!
lineair model.
Ga je aan de slag met een klas waar de studie van het verleden uitdrukkelijk deel uitmaakt van het curriculum, bv. in het vak geschiedenis? Dat is handig, want herinneringseducatie gaat nu eenmaal sterk over de vergelijking tussen verleden en heden, met aandacht voor de gelijkenissen én verschillen. Je hebt dan ook een belangrijke basiskennis nodig over de historische gebeurtenissen en inzicht in de onderliggende processen en mechanismen die vormen van geweld, oorlog en andere misdaden tegen de menselijkheid mogelijk maken. Zonder die grondige analyse riskeer je immers om foute lessen te trekken uit het verleden. Probeer dus zeker het historische fundament van jouw les of schoolproject te garanderen vooraleer je overgaat tot de volgende fasen.
Maar slaag die andere pijlers zeker niet over! Want als je jezelf enkel beperkt tot kennis en inzicht, dan is de kans groot dat de doelgroep zich door het gebrek aan empathie en betrokkenheid maar moeilijk verbonden zal voelen met de geschiedenis en minder snel geneigd zal zijn om erover te reflecteren, laat staan hier acties aan te koppelen. En zonder die laatste pijler van reflectie en actie zouden lessen over het verleden nogal oppervlakkig en moraliserend kunnen overkomen; iets wat herinneringseducatie juist wil vermijden.
voorbeeld lineair model: koloniaal verleden
‘Een aantal leerlingen uit 6C gaat werken rond het koloniale verleden van ons land. In de klas krijgen de leerlingen historische bronnen aangereikt: dagboekfragmenten, fotoreeksen, krantenartikels, getuigenissen en politieke teksten. Ze brengen ook een bezoek aan de koloniale monumenten in Brussel en aan het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika in Tervuren. Op basis van die tekstuele en visuele bronnen vormen zij zich niet alleen een meerstemmig beeld van de politieke, economische, sociale en ideologische factoren die een rol speelden in het Belgische koloniale verleden, maar analyseren zij ook kritisch hoe het koloniale verleden door de tijd heen in beeld werd gebracht. Als laatste stap spreekt in de klas een jonge Congolese vrouw. Zij vertelt hoe dat koloniale verleden nog steeds van grote invloed is op haar land en haar landgenoten. De leerlingen krijgen de opdracht om naar voorbeelden te zoeken die tonen dat ook België zelf nog niet in het reine is met dit verleden. De discussie rond de figuur van Zwarte Piet komt aan bod, maar ook hoe stereotiepe beeldvorming van mensen van Afrikaanse origine nog steeds niet volledig verleden tijd is. De klas wil graag bij Unia een vorming gaan volgen rond hoe ze kunnen omgaan met stereotypen en vooroordelen.’
Bron: Marjan Verplancke & Ann Dejaeghere (2017). Een actuele visie op herinneringseducatie. In: Marjan Verplancke, Ann Dejaeghere, Simon schepers & Maarten Van Alstein (red.), Vroeger gaat niet over: Herinneringseducatie als pedagogische praktijk (pp. 21). Leuven: LannooCampus.
circulair model.
Niet elke onderwijsvorm voorziet voldoende ruimte voor een meer diepgaande studie van het verleden. Soms ontbreekt het vak geschiedenis en/of biedt het curriculum in de praktijk te weinig garantie op het verwerven van de nodige historische kennis en inzicht om volgens een lineaire fasering aan herinneringseducatie te doen. In zulke gevallen kan het interessant zijn om met een circulair model aan de slag te gaan. Bij deze aanpak vertrek je niet zozeer vanuit het verleden, maar wel vanuit de voorkennis, interesses en gevoeligheden van de doelgroep. Dit kan dus ook gaan over zaken die vandaag gebeuren en waar de leerlingen vragen rond hebben, bv. uitsluiting, discriminatie, racisme, … Die vragen kunnen een ideaal vertrekpunt vormen om vervolgens in de geschiedenis op zoek te gaan naar verklaringen en de leerlingen hierbij te confronteren met een divers en meerstemmig palet aan bronnen en persoonlijke verhalen. Zo werk je ook aan historische empathie. Tenslotte koppel je terug naar de actualiteit door de leerlingen te laten reflecteren over wat ze nu geleerd hebben.
Maar deze aanpak vereist ook wel wat voorzichtigheid. Historici wijzen namelijk op twee valkuilen die je zeker moet vermijden:
- Instrumentalisering van het verleden: Hiermee bedoelt men dat het verleden eigenlijk gebruikt of ‘misbruikt’ wordt om uitspraken te doen over hedendaagse kwesties. Dit resulteert soms in uitspraken zoals ‘het zijn nazi’s!’, waarbij het verleden dient als een moreel kompas om het denken en/of handelen van anderen, bv. politieke tegenstanders, te framen als ‘slecht’ en jezelf in een moreel superieure positie te plaatsen.
- Presentisme: Wanneer onze lezing van de geschiedenis te sterk bepaald wordt door de actualiteit, bestaat de kans dat we het verleden gaan beoordelen of zelfs ‘veroordelen’ op basis van hedendaagse maatstaven. Het is bv. gemakkelijk om slavernij bij de Romeinen te veroordelen omdat wij tegenwoordig het idee van slavernij verwerpen, maar het is belangrijk om te begrijpen dat er vroeger heel andere normen en waarden golden (en die kunnen drastisch verschillen met die van ons in het hier en nu).
voorbeeld circulair model: conflict Israël-Palestina
‘In 5B laaien de gemoederen hoog op. De inzet is het aanslepende conflict tussen Israël en Palestina. Er worden vergelijkingen gemaakt met ‘nazi’s’ en ‘genocide’. Er vallen pijnlijke anti-Joodse uitspraken. Een aantal leerkrachten beslist om een project op te zetten. In verschillende werkgroepjes wordt een deel van het thema ontrafeld. Elk groepje krijgt andere bronnen aangereikt, zo divers en meerstemmig mogelijk. Een groepje werkt rond de ontstaansgeschiedenis van het conflict, anderen werken rond propaganda, beeldvorming in de media of initiatieven tot verzoening. Er wordt ook een bezoek gebracht aan Kazerne Dossin om meer inzicht te krijgen in de historische feiten en de onderliggende mechanismen van de Jodenvervolging. Een Palestijnse vluchteling komt in de klas spreken. De leerlingen plannen zelfs een reis naar Israël en de Palestijnse Gebieden. Tijdens het project wordt veel aandacht besteed aan dialoogtraining.’
Bron: Marjan Verplancke & Ann Dejaeghere (2017). Een actuele visie op herinneringseducatie. In: Marjan Verplancke, Ann Dejaeghere, Simon schepers & Maarten Van Alstein (red.), Vroeger gaat niet over: Herinneringseducatie als pedagogische praktijk (pp. 22). Leuven: LannooCampus.